Afgelopen december behandelde de universiteitsraad de begroting. Belangrijk voor DAG, want veel van de bedrijfsmatige elementen van de RUG komen hierin terug. Zo hanteert de RUG een allocatiemodel om geld te verdelen over faculteiten dat dusdanig gericht is op rendement dat het de kwaliteit van onderwijs eerder doet dalen dan stijgen. Dit jaar wilden we nog een ander punt maken: het College van Bestuur geeft veel te veel geld uit aan centrale projecten. En dat gaat ten koste van de student-stafratio (het aantal studenten per docent).

Dank allemaal voor het spelen van Het Grote DAG Begrotingsspel! Ruim vijfhonderd van jullie hebben de universiteit gered en ruim honderd hebben hun uitslag aan Jan de Jeu gemaild. In de universiteitsraad deed hij verslag van de resultaten uit zijn inbox. Triomfantelijk vertelde hij dat er op de projecten van het College van Bestuur (samen 10 miljoen euro) gemiddeld 3.6 miljoen euro is bespaard. Dat zou inderdaad niet erg veel zijn, ware het niet dat het bestuur zes keer zoveel projecten uitvoert dan dat wij in het spel hebben opgenomen. Dus als wij zo vrij mogen zijn (mogen wij dat zijn, ja dat mogen wij zijn) om de 3.6 miljoen euro maal zes te doen, dan willen studenten en personeel eigenlijk voor zo’n 23 miljoen euro bezuinigen op projecten.

Kun je nagaan hoe sterk het onderwijs zou verbeteren wanneer we dit zouden investeren in een beter student-stafratio, kleinschaliger onderwijs en een lagere werkdruk.

In de voorbereiding op de Universiteitsraad bleek dat Lijst Calimero het met ons eens was: er gaat te veel geld naar specifieke managersprojecten en te weinig naar het onderwijs en onderzoek. Samen schreven we een voorstel: er moet tien miljoen euro worden toegevoegd aan de vaste voet (een bedrag dat faculteiten hoe dan ook krijgen) zodat faculteiten meer personeel in dienst kunnen nemen. Dit zou gefinancierd moeten worden uit bezuinigingen op bestaande en toekomstige projecten en aangevuld moeten worden met algemene reserves. Al snel vonden we steun van de personeelsfractie en de wetenschapsfractie.

Helaas bleek de coalitie in de vergadering niet lang stand te houden. Een meerderheid binnen deze coalitie was van mening dat het niet ging lukken om in deze vergadering de situatie te verbeteren. Zij hebben in de vergadering uiteindelijk lager ingezet: een werkgroep die de komende maanden gaat onderzoeken waar geld vandaan gehaald kan worden voor een beter student-stafratio. Naar onze mening hebben we niet lang genoeg voet bij stuk gehouden en we hebben daarom tegen de begroting met het compromis gestemd. We hadden nú geld vrij moeten maken voor een beter student-stafratio en niet afhankelijk moeten zijn van wat een werkgroep (waarvan doel/samenstelling/mandaat onbekend is) al dan niet weet te bereiken.

Extra cru is het dat de universiteitsraad (met uitzondering van DAG) vervolgens wel instemde met een voorstel om meer dan vijf ton te steken in de kleinschaligheid van het onderwijs op het University College. Dit was volgens De Jeu nodig omdat men anders het predicaat ‘kleinschalig en intensief’ zou verliezen, waarop de RUG niet langer verdubbeld collegegeld (4000 euro) kon vragen. Kleinschalig onderwijs: alleen toegankelijk voor hen met een grote portemonnee.

Positief is het signaal dat we hebben afgegeven. De universiteitsraad wil niet langer dat de aanpak van werkdruk en het grootschalige onderwijs blijft bij mooie woorden maar wil, zoals in de woorden van Antoon de Baets, ‘actie!’. Bij de financiële kaderstelling zal de voorgestelde werkgroep rapporteren waarna we weer kunnen ijveren voor meer geld voor docenten, een lagere werkdruk en kleinschaliger onderwijs voor elke student.

Allocatiemodel

Tijdens de bespreking van het interne allocatiemodel, ofwel de verdeling van publieke gelden binnen de universiteit, is de bestuurlijke visie omtrent kwaliteit pijnlijk duidelijk geworden. Vanaf haar oprichting heeft DAG zich uitgesproken tegen het financieringssysteem van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op basis van het aantal (nominaal + 1 jaar) studenten, het aantal behaalde graden en het aantal promoties. Dit zet universiteiten aan besluiten te nemen op basis van rendement in de plaats van kwaliteit. Deze verdeling van gelden stimuleert universiteiten deze onderdelen te ‘maximaliseren’ om zoveel mogelijk geld binnen te halen. Simpel gezegd worden universiteiten beloond op basis van kwantitatieve resultaten die niet noodzakelijkerwijs corresponderen met kwaliteit van onderwijs en onderzoek. Wij zien dat opleidingen hierdoor geneigd zijn keuzes maken die leiden tot mooie cijfers; vaak ten koste van de kwaliteit. Denk aan vaardigheidscursussen, het invoeren van kleinere deeltoetsen (die ruimte wegnemen voor extra inhoudelijke stof), verplichte werkcolleges en de opkomst van selectieve masters. Vanuit dit idee heeft DAG gepleit dat de RUG zich moet verzetten tegen dit verdeelmodel van het Rijk. Tijdens het behandelen van de begroting bleek dat het universiteitsbestuur onze zorg niet deelt; de RUG neemt de verdeelsleutel van het ministerie over in haar interne verdeling over de faculteiten. De universiteit stelt expliciet in haar begroting: dat “…hiervoor is gekozen, zodat de prikkels en effecten van het externe model ook in de verdeling naar de faculteiten doorwerken (p.12)”

Er is dus een schrijnend verschil in de visie over kwaliteit tussen het College van Bestuur en DAG. Wij hebben gevraagd of het College van Bestuur open zou staan om gezamenlijk alternatieve verdeelmodellen te onderzoeken. In de raadsvergadering wilde het College niet ingaan op ons voorstel omdat zij het huidige model de best mogelijke vinden onder de huidige omstandigheden. Dit was natuurlijk een grote teleurstelling voor ons.

Wij hebben besloten binnen de werkgroep Onderwijs en Onderzoek een focusgroep op te richten die zelf een onderzoek naar alternatieve verdeelmodellen gaat opstarten omdat dit een fundamenteel punt is in de visie van DAG. Voor meer informatie aangaande het allocatiemodel en onze bezwaren verwijs ik jullie door naar de woordvoering.

Selectieve masters

De RUG is bezig een vangnet te maken voor studenten die door het toenemende aantal selectieve masters geen passende master dreigen te vinden. Wij vinden dit een mooi gebaar, iedere student zou na het afronden van een bachelor een master moeten kunnen volgen, maar het is weer typisch een vorm van symptoombestrijding. Men moet zich namelijk eerst afvragen waarom selectieve masters steeds vaker de norm worden. DAG ziet deze landelijke trend van selectie aan de poort in samenhang met de focus op rendement als oorzaak van het probleem wat aangepakt zou moeten worden. Het bachelorrendement, ofwel het aantal bachelorstudenten dat binnen 4 jaar hun diploma behaalt, was erg laag en met de beruchte prestatieafspraken hebben universiteiten zich in bochten moeten wringen om hun financiering op orde te houden. Dit leverde mooie centrale cijfers op, maar heeft wellicht niet zo’n positief effect op de kwaliteit van haar onderwijs gehad.

Afgestudeerde bachelorstudenten blijken niet goed genoeg onderlegd te zijn om een vervolgmaster te kunnen volgen, dat weer tot een laag masterrendement leidt. Om deze weer op peil te brengen moeten universiteiten nu een extra selectie in de master invoeren. Masterselectie zou niet nodig moeten zijn en wanneer dit wordt ingevoerd is het zelfs een diskwalificatie voor de eigen bachelor.

Wanneer zich een kwaliteitsprobleem voordoet bij de doorstroom naar de master, pleit DAG ervoor de bachelor zo aan te passen dat de voorbereiding wel afdoende is. Dit zou masterselectie en het creëren van een vangnet overbodig maken. In het gesprek met het College van Bestuur kwamen wij erachter dat we hier hetzelfde over denken. Sibrand Poppema, voorzitter van het CvB, beaamde de diskwalificatie van de eigen bachelor en sprak zich uit tegen masterselectie. In sommige gevallen worden opleidingen echter gedwongen om deze selectie wel door te voeren omdat andere universiteiten dit al gedaan hebben. Stel dat onze universiteit als enige geen masterselectie invoert, dan komen alle afvallers van andere universiteiten onze kant op en worden we het spreekwoordelijke afvoerputje van de Nederlandse universiteiten. Het is natuurlijk moeilijk garant te staan voor de kwaliteit van bacheloropleidingen buiten de RUG. Desondanks hebben wij het CvB geadviseerd niet te werken met selectiecriteria en zich niet te laten leiden door angst. Probeer studenten van andere universiteiten zo goed mogelijk op te vangen, geef ze alle kansen om de master goed af te sluiten, maar laat de verantwoordelijkheid uiteindelijk wel bij de student zelf liggen om een master te kiezen.

Promotiestudenten

In 2016 heeft de RUG besloten om deel te nemen aan het landelijke experiment met promotiestudenten. Alleen de RUG en de Erasmus universiteit doen mee aan dit experiment, met respectievelijk 850 en 15 plekken. Afgelopen raadsvergadering hebben we de eerste evaluatie van dit experiment behandeld. Het CvB ziet de uitkomst van dit interne rapport als erg positief en wil het liefst haar deelname uitbreiden. DAG deelt deze positiviteit niet en heeft het CvB afgeraden de promotiestudent een vaste plaats in haar onderwijsvisie te geven, laat staan het project uit te breiden. Ook in de keuze voor het experiment met promotiestudenten ontkomen we niet aan de financieringsproblematiek en rendement gedreven bestuurlijke keuzes.

Zoals eerder genoemd wordt bij het allocatiemodel de universiteit mede gefinancierd op basis van het aantal promovendi dat zij aflevert. De promotiestudenten brengen minder kosten met zich mee dan de promotiewerknemers en zijn dus erg voordelig voor universiteiten. De introductie van deze extra groep promovendi brengt echter ook een ongelijkheid tussen de groepen met zich mee: promotiestudenten bouwen geen pensioen op, hebben geen recht op een eindejaarsuitkering of vakantiegeld en hun financiële vergoeding ligt na het eerste jaar onder het loon van de promotiewerknemer. Deze ongelijkheid kan promotiestudenten tot 2e rangs promovendi maken; iedere promovendus heeft het liefst een vaste aanstelling.

Ruim 80% van de promovendi ambieert een academische carrière, terwijl slechts 20% hierin slaagt. Dit roept bij ons de vraag op waarom je deze groep dan toch wenst uit te breiden. De universiteit behoort geen diplomafabriek te zijn, die zoveel mogelijk producten aflevert. De academische gemeenschap, de kwaliteit van onderwijs en de kwaliteit van onderzoek moeten altijd voorop staan bij bestuurlijke keuzes. DAG vraagt zich sterk af of dit het geval is geweest bij de keuze om in zo’n exorbitante mate deel te nemen aan dit experiment.

Door: Jasper Been


Wil je de volledige woordvoeringen van Jasper en Tim
in de universiteitsraadvergadering van 14 December lezen?
Download ze hier.

05. 193 Annual internal evaluation experiment bursary PhD students

09.02 217 Protocol vangnet selectieve Masters

10.01 218 Framework studievoorschotmiddelen

10.02 219 a Begroting en detailstaten, inclusief gevoelen NEW NEW

WOORDVOERING 09 193 Evaluatie Programma Promotieonderwijs

WOORDVOERING 09.02 217 Protocol vangnet selectieve Masters

WOORDVOERING 10.01 218 Framework studievoorschotmiddelen

WOORDVOERING 10.02 219a Begroting en detailstaten – Intern Allocatiemodel